Het belangrijkste Nederlandse keurmerk voor goede doelen is onbetrouwbaar. Het wordt toegekend door het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF), maar dat controleert niet of een gift wel terechtkomt bij het beoogde doel. Bovendien opereert het CBF niet onafhankelijk.
De goededoelensector speelt een prominente rol in onze samenleving. Een groeiend aantal fondsenwervers verdringt zich op de markt. En Nederland geeft graag. Bedrijven sponsoren, nieuwe rijken beginnen een eigen goed doel en nalatenschappen gaan steeds vaker naar een goed doel. Er is een groot verlangen om goed te doen. Maar tegelijkertijd heerst er ongeloof en wantrouwen. De manier waarop er voortdurend een beroep op ons medeleven wordt gedaan roept herhaaldelijk irritatie op. Steeds weer klinken er geluiden dat het toch allemaal niet deugt met die goede doelen. Er heerst, kortom, twijfel of al dat geld wel op de goede plaats terechtkomt.
De kritiek op goede doelen is vaak ongenuanceerd. Het te pas en te onpas gehanteerde begrip strijkstok is, zeker binnen de Nederlandse context, in de meeste gevallen totaal misplaatst. Een strijkstok suggereert dat er geld op oneigenlijke gronden verdwijnt of in de eigen zak wordt gestoken. Ik zal niet zeggen dat dat niet voorkomt, maar om alle goede doelen daarvoor verantwoordelijk te stellen, gaat veel te ver.
Goede doelen kunnen niet van de lucht leven. We moeten beseffen dat structureel resultaat boeken niet vanzelf gaat als je als doelstelling hebt om de armoede terug te dringen, het aantal gevallen van kanker te reduceren of klimaatverandering tegen te gaan.
Helaas is de goededoelensector er nog niet in geslaagd om helder over te brengen dat ethisch en verantwoord managen van een goed doel een serieus vak is, waaraan dezelfde eisen worden gesteld als aan elk ander vak. En dat dat dus geld kost. Ook goede doelen hebben een goed functionerende infrastructuur nodig en professionele arbeidskrachten, zeker in landen waar sprake is van corruptie, machtsmisbruik en gesjoemel met informatie.
Mislukkingen
Goede doelen informeren hun achterban bovendien te weinig over mislukkingen. Logisch, men is bang dat de donateur zal afhaken. Maar of dat werkelijk zo is, is nog maar de vraag. Als bekend wordt dat negatieve informatie is achtergehouden heeft dit een veel grotere schade tot gevolg. De goededoelensector zou zich dat meer moeten realiseren.
De professionele wijze waarmee veel goede doelen zich inzetten om hun doelstelling te realiseren, verdient steun. We mogen trots zijn op onze maatschappelijke betrokkenheid en de rol die goede doelen daarin spelen.
Niet elk goed doel is even goed. Om op de goededoelenmarkt het kaf van het koren te scheiden, is een keurmerk in het leven geroepen. Dit keurmerk wordt verstrekt door het CBF, een onafhankelijke stichting die al sinds 1925 toezicht houdt op de inzameling van geld voor goede doelen, staat er op zijn website. We zouden ons echter moeten afvragen of het CBF wel zo onafhankelijk toezicht houdt. Het CBF benadrukt in zijn doelstelling dat het toezicht houdt in het belang van het publiek én in het belang van de fondsenwervers. Dit is uitermate tegenstrijdig. De Consumentenbond behartigt toch ook niet de belangen van het bedrijfsleven?
Bovendien is er sprake van belangenverstrengeling tussen het CBF en de Vereniging van Fondsenwervende Instellingen (VFI), waarvan veel grote goede doelen lid zijn. Het CBF is namelijk voor een aanzienlijk deel afhankelijk van inkomsten die afkomstig zijn van de keurmerkhouders. Daarnaast heeft de VFI zitting in het CBF. Daardoor heeft de VFI veel invloed op het beleid en met name op de invulling van de toetsingscriteria, op basis waarvan het CBF-keurmerk wordt verstrekt.
Het feit dat hét toezichthoudend orgaan het woord ‘fondsenwerving’ in zijn naam heeft staan, is tekenend voor de richting waarin het huidige CBF opereert. Het CBF houdt zich te veel bezig met het ‘promoten’ van wervende goede doelen. Dit is geen taak van het CBF maar van de fondsenwervende instellingen zelf. Het CBF moet zich puur concentreren op de toezichthoudende taak. Zolang het CBF en de keurmerkhouder niet strict gescheiden opereren, heeft de donateur geen zekerheid over de mate van objectiviteit van het toezicht.
Omslachtig
Het CBF houdt toezicht met behulp van zeer omslachtig geformuleerde criteria. Maar een beetje studie naar de werkelijke waarde van het CBF-Keur wijst uit dat het CBF in eerste instantie zijn controle baseert op informatie die door de keurmerkhouder zelf wordt verstrekt. Het CBF verklaart dat een goed doel bij ‘ernstige calamiteiten’ wel dieper wordt onderzocht. Maar de vraag is of het CBF überhaupt op de hoogte is wanneer er sprake is van ‘ernstige calamiteiten’.
Een van de zaken waar CBF op zegt te controleren, zijn de bestedingen. Wat de daadwerkelijke controle op bestedingen betreft, zijn er echter nauwelijks garanties. Het CBF controleert namelijk alleen in de boeken van de keurmerkhouders of het geld is overgeschreven van de rekening van de keurmerkhouder naar die van de ontvanger. Als het doel zegt het geld overgemaakt te hebben, neemt het CBF dat aan zonder de projecten op locatie te checken. Een gever weet dus niet of het geld bij de ontvanger werkelijk is uitgegeven aan het doel waarvoor het is geworven.
Ook de vraag wat de impact is van donaties, zal het CBF niet uit eigen observatie kunnen beantwoorden. Veel Nederlanders verkeren daarentegen in de veronderstelling dat het CBF bij de projecten zelf alle controles uitoefent.
Het CBF en de keurmerkhouders voeren al lange tijd campagne om de donateur ervan te overtuigen dat goede doelen met het CBF-keurmerk erkend en steunwaardig zijn. Dit wekt de suggestie dat goede doelen zonder keurmerk minder betrouwbaar zouden zijn. Hiermee jaagt het CBF de concurrentie tussen goede doelen aan.
Monopoliepositie
Uit onderzoek is gebleken dat Nederlanders niet goed weten wat het CBF-keurmerk werkelijk inhoudt. Tegelijkertijd groeit wel de bekendheid van het CBF-keurmerk, wat deze instantie en de aangesloten keurmerkhouders in feite een monopoliepositie verschaft. Wil je als goed doel in aanmerking komen om te collecteren, zendtijd te krijgen op Socutera (een stichting die goede doelen onder de aandacht brengt op radio en tv), loterijgelden te ontvangen, tegen kortingstarief te kunnen adverteren in de media etc., dan moet je in het bezit zijn van het CBF-keurmerk.
Het is zorgelijk dat het Nederlandse publiek en de overheid in groeiende mate hun steun aan goede doelen louter baseren op de goedkeuring van het CBF.
Als we niet meer op het CBF-keurmerk kunnen varen, wat moeten we dan? Op internet zijn twee databases, waarin een groot aantal goede doelen staan vermeld: goededoelentest.nl en geefwijzer.nl Deze databases wekken de indruk dat de ingeschreven goede doelen aan degelijke controles worden onderworpen.
Op goededoelentest.nl staan uitspraken als „doe de test en je weet zeker dat jouw donatie aan een passend goed doel wordt besteed” en „Zo garandeert de stichting Nationalegoededoelen Test dat jouw donatie voor 100 procent ten goede komt aan het goede doel”. Dit wekt de suggestie dat de stichting NationaleGoedeDoelen Test bestedingen ook in het veld controleert.
De Geefwijzer biedt de mogelijkheid om een mening over een goed doel te geven. Deze meningen geven de bezoeker c.q. donateur de indruk dat ze zijn gecheckt, maar zijn in werkelijkheid erg subjectief. De informatie in deze databases wordt door de goede doelen zelf verstrekt en wordt niet standaard geverifiëerd op juistheid.
Beide databases geven geen garantie dat donaties aan aangesloten goede doelen ook werkelijk bij de projecten terechtkomen.
Versterken
Het vertrouwen in goede doelen is een algemeen maatschappelijk belang. Daarom ligt hier een belangrijke taak voor de overheid. Ook de overheid wil immers dat de burger veel geeft aan goede doelen.
Onderzoeksbureau Intraval heeft de aanbeveling gedaan de onafhankelijkheid van de toezichthouder te versterken door die toezichthouder subsidie toe te kennen voor de uitoefening van zijn taken. Minister Hirsch Ballin heeft dit advies naast zich neergelegd en heeft blijkbaar geen reden gezien deze suggestie door te schuiven naar het ministerie van Economische Zaken.
Ook de Raad van Accreditatie, de overheidsinstelling die toezicht houdt op de kwaliteit van een aantal organisaties heeft hier een grote verantwoordelijkheid.
Deze raad zou er goed aan doen om het CBF eens helemaal door te lichten op diens mate van afhankelijkheid en de kwaliteit van de controles.
Er zou een werkgroep moeten komen die zich beraadt op verbetering. Ik ben absoluut geen voorstander van meer regels. Het is eerder zaak alleen regels te ontwikkelen voor die zaken die ook werkelijk controleerbaar zijn. En de mate waarin toezicht al dan niet haalbaar is, moet expliciet gecommuniceerd worden.
Het huidige CBF zou eventueel omgevormd kunnen worden tot een nieuwe instantie die losgekoppeld is van de fondsenwervers. Deze instantie zou relevante voorlichting moeten verschaffen om de wensen van de donateur beter te doen aansluiten op de realiteit en de haalbaarheid van goede doelen. Tevens zou zij een ombudsmanfunctie moeten vervullen. In geval van serieuze klachten zouden er mogelijkheden moeten zijn om dieper onderzoek uit te voeren.
Het is hoog tijd dat het publieksvertrouwen wordt gebaseerd op minder kwetsbare fundamenten. Dan kunnen goede doelen en donateurs weer met een gerust hart goed doen.
Hoe zit de controle op goede doelen in elkaar?
Het toezicht op de goede doelen ligt vrijwel volledig in handen van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Dat stelt zich ten doel toezicht te houden op het inzamelen van geld voor goede doelen in het belang van het publiek en in het belang van de goede doelenorganisaties. Het CBF claimt een onafhankelijk controleorgaan te zijn en zegt ook te kijken naar de bestedingen van ingezamelde gelden. Daarnaast verstrekt het bureau een keurmerk aan fondsenwervende instellingen. Kleinere goede doelen kunnen een ‘Verklaring van geen bezwaar’ ontvangen – 66 organisaties hebben zo’n verklaring gekregen. Voor een CBF-keurmerk is meer nodig en wordt onder andere gekeken naar de terreinen bestuur, beleid, fondsenwerving, bestedingen en verslaglegging. Er zijn 268 keurmerkhouders.
Ruim 100 grote landelijk wervende goede doeleninstellingen hebben zich verenigd in de Vereniging van Fondsenwervende Instellingen (VFI). Die vereniging stelt zich onder andere als doel het behoud en het vergroten van het publieksvertrouwen ten behoeve van haar leden. Om lid te worden, moet een organisatie het CBF-keurmerk hebben. Enkele vertegenwoordigers van de VFI hebben zitting in het CBF en de vereniging heeft ook medezeggenschap in de formulering van de keurmerkcriteria.
In Nederland zijn naar schatting zo’n 18.000 fondsenwervende instellingen actief. Omdat er geen eenduidig registratiesysteem voor goede doelen bestaat is, met steun van de overheid, een landelijke databank filantropie ontwikkeld. CBF en VFI zullen samen deze databank vormgeven. Reeds bestaande databases, zoals de NationaleGoedeDoelen Test en de Geefwijzer, verzamelen informatie van zoveel mogelijk goede doelen. Deze databases zijn bedoeld om donateurs de weg te wijzen in het woud van goede doelen. Elk goed doel kan naar believen zijn eigen gegevens op de database plaatsen.
Een commissie onder leiding van Herman Wijffels heeft naar aanleiding van de discussie over de directiesalarissen bij goede- doelenorganisaties in 2005 voorstellen gedaan voor een code goed bestuur. Een andere commissie, onder leiding van Hans Pont en met vertegenwoordigers van CBF en VFI, heeft opdracht gekregen de code goed bestuur en de CBF-criteria met elkaar te vervlechten.
Een nieuw beroep: filantropisch adviseur
Belachelijk vond Johan Cruijff het dat hij belasting moest betalen voor trapveldjes in arme wijken – en met ingang van januari 2008 is de belasting over schenkingen aan goede doelen (wel precies omschreven in de wet) afgeschaft. Geven is gratis geworden, zegt Femke Lagaaij, adviseur effectieve filantropie.
Het is een nieuw beroep in Nederland, maar in de VS bestaat het al jaren. Met haar bureau Mecenadvies adviseert Lagaaij vermogende particulieren, bedrijven, vermogensfondsen en serviceclubs. Die willen hun gift vaak omgezet zien in een zichtbaar project, een weeshuis bijvoorbeeld. Maar hoe doe je dat en hoe weet je dat je gift goed terechtkomt?
„Ik ga na waar iemands hart ligt. Of bij bedrijven wat hun core bussiness is. Als iemand iets wil doen aan aids, denkt hij snel aan een weeshuis voor aidskinderen. Ik laat dan zien dat ze ook kunnen geven aan preventieprogramma’s om aids te voorkomen, die op termijn meer impact hebben. De gever kiest uiteindelijk zelf. Ik ga na welke stichtingen of organisaties het beste passen bij het doel dat de gever voor ogen heeft.”
Lagaaij was een van de eerste filantropische adviseurs in Nederland. Acht jaar geleden werd ze gevraagd om te helpen bij het besteden van een bedrag van een vermogensfonds. Toen realiseerde ze zich dat ze een gat in de markt had ontdekt.
Het belangrijkste criterium, vertelt ze, is of een ‘goed doel’ wel maximale impact heeft op het terrein waar de organisatie actief is. Om dat te beoordelen wordt gekeken naar de presentatie van de organisatie, de werkwijze, de eerdere successen, de samenwerking, de leiderschapsrol, de informatie die erover is te vinden in de media en hoe een organisatie met tegenslag omgaat.
Lagaaij kreeg haar basiskennis van de sector op de opleiding Filantropie aan de VU, en doceert dat vak nu aan de hogeschool Windesheim in Zwolle.
Collega-docent Filantropie aan de VU, May May Meijer, vindt de aandacht voor de sector een succes. Maar de titel ‘filantropisch adviseur’ vindt ze enigszins problematisch. „Deze titel is niet beschermd. Iedereen die wil, kan zich filantropisch adviseur noemen.”
(Opgetekend door Franca Treur)
Directeur Stichting Pequeno, een privéstichting die investeert in duurzame projecten, met name in Brazilië Reageren kan op nrc.nl/discussie. Irene Mol is ook te beluisteren op nrc.nl/podcast |
|
|